Nederlands ontbossingsdrama aan de basis van Het stikstofdebakel
Wat we missen in de stikstofdiscussie is wat de overheid verstaat onder natuur. Dat is volstrekt iets anders dan een halve eeuw geleden. In de na-oologse jaren had bos een belangrijke plaats in ons landschap. Dat gold, naast de boerenhoeves, de weidse dreven als de natuur van Nederland. Nu zijn het de weide, grijze duin, heide en zandgronden die ons natuurlandschap mogen bepalen.
Deze radicale afwaardering van onze natuur heeft alles te maken met de economische revolutie van de jaren tachtig. Het Keynesianisme zou plaats maken voor het huidige economische model waarin de markt centraal kwam te staan. Deze omslag in het denken had ingrijpende gevolgen voor onze natuur. Ook daar vond een soortgelijke omwenteling plaats. De natuur als kostbaar, immaterieel goed had geen plek in het nieuwe denken waarin alleen datgene recht van bestaan heeft dat zuiver economische waarde heeft.
Dit is de onderliggende gedachte die vorm heeft gegeven aan het natuurbeleid van de laatste decennia. De natuur moet zichzelf kunnen bedruipen. Het natuurbeheer werd geprivatiseerd. Ze kwam in handen van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, commerciële subsidiegereven bedrijven met als hoofdopdracht: de ‘waardeloze’ bosgebieden omvormen naar gebieden met een groter economisch nut, voor landbouw, bewoning, de hout en biomassa-industrie. In 2011 werd dit nog eens wettelijk onderbouwd door staatssecretaris Bleeker(CDA), die het natuuronderhoud als zelfstandig aandachtsveld schrapte en onderbracht bij de landbouw. Voortaan zou er geen verschil meer worden gemaakt tussen natuur en agrarisch gebied.
Dit natuurbeleid kreeg de wind in de rug van Europa: Rond de eeuwwisseling werden de Nederlandse natuurplannen voorgedragen aan de EU en opgenomen in de lijst van beschermde gebieden. Bedenk daarbij dat Europa, naast een waardegemeenschap, in essentie van meet af een economisch bolwerk is, een lobbyparadijs voor ondernemers. En daarvan is Natura 2000 een duidelijke exponent. Dat blijkt, als In het kader van dit natuurproject, Europa de nationale herplantingswet van 1961 buiten werking stelt, die wet die voorschrijft dat voor elke boom die gerooid wordt een nieuwe moet worden aangeplant. Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zouden door de EU worden uitgezonderd van deze natuurbeschermingswet. Twee bedrijven die verreweg het grootste deel van onze natuur in beheer hebben. In feite maakt dit het Europese natuurprogramma tot een ontbossingsproject. Een klimaatmisdrijf, dus. Vanaf de eeuwwisseling kwamen ze aanrollen, de monsterlijke rooimachines: per jaar wordt er tussen de 1.500 en 3.500 hectare bos versplinterd in de hakselaar.
Nog zijn er diegenen die de onschatbare waarde van de bossen kennen, de onbetwistbaar rijkste bron van natuurlijk leven. Daarop is al vanaf het begin door de natuurbeheerders geanticipeerd: een indrukwekkende propagandamachine werd opgetuigd om de massale ontbossing te maskeren, omgeven met talloze fantasieverhalen om de natuurroof te verhullen en ieder protest bij voorbaat in de kiem te smoren.
Hoe pijnlijk komt nu de waarheid aan het licht, tijdens het stikstofdebat, waar de overheid die paradox maarniet uitgelegd krijgt: Nederland moet idealiter minstens een miljard bomen planten, die uitstekend zouden kunnen afrekenen met het koolstof- en stikstofoverschot. In plaats daarvan moet ze het nut verklaren van al die onmetelijke heide en zandvlaktes die ze heeft aangelegd: schrale, water-, voedsel-, zuurstofarme gronden met een lage biodiversiteit, die nota bene zelf stikstof en koolstof produceren. Het zijn juist deze gebieden die volgens de natuurbeschermers het meest te lijden zouden hebben onder de uitstoot, naast de moerassen, die tot ons kostbaarste natuurschoon worden gerekend, die tot iedere prijs moeten worden gered van die andere stikstofproducenten, de boeren. Wie wordt hier nu ontmaskerd als de aartsvijand van de Nederlandse natuur: de boer of de natuurbeheerder?
Een van de provincies die het meest worden belaagd door de heide- en stuifzandepidemie is Overijssel, die tot de meest kapgrage regio’s wordt gerekend. In het bijzonder in Salland, waar een maniakale voorkeur voor de zandhagedis, de korhoen, de nachtzwaluw en nog een handvol embleemsoorten de ware intentie achter de zorgvuldig georkestreerde bomenslacht moet verhullen.
Hoog tijd dus, om af te rekenen met een aantal fabels:
De peperdure nostalgie van subsidiejunks
Natura 2000, een verkapt ontbossingsproject
(Open brief aan het provinciaal bestuur en betrokkenen – november 2021)
Eind 2021 heeft provincie Overijssel aangekondigd de komende vijf jaar opnieuw Zweedse korhoenders in te vliegen en uit te zetten op de Sallandse Heuvelrug. Een vruchteloze, miljoenen verslindende onderneming, de gepaard gaat met een massale aanslag op onze toch al schaarse bossen.
Korhoenders, historisch landschapsherstel, heidevorming ten behoeve van de biodiversiteit – zo langzamerhand moet het toch ook bij u doorschemeren dat deze pijlers onder het provinciaal natuurbeleid niet deugen. Hebben we het hier over natuurbeheer. Of is het pure subsidieverslaving die u voortdrijft, houtkoorts en landhonger: het economisch laagwaardig bosareaal moet plaats maken voor heide, weide, zandgronden die een veel hogere commerciële waarde hebben. Dat is het sterke vermoeden dat u bij mij als burger wekt met uw aanhoudende charges op het bosgebied. En het grote voordeel dat het de boeren biedt: een laag grondwaterpeil.
Het geschut dat daarbij in stelling wordt gebracht, is Natura 2000. Het is Europa die u de wet voorschrijft. Het provinciale natuurbeheer doet niets anders dan wat ze moet doen: het uitvoeren van Europees natuurbeleid. Die stellingname behoeft enige nuance: in eerste aanleg is het niet de EU die beslist welke percelen worden aangemerkt, welk doel ze precies dienen en hoe die gebieden worden aangekleed. Dat gebeurt door de landen in kwestie. Op voordracht van de betrokken minister zijn gebieden aangewezen, in overleg met stakeholders als LTO, SBB, NM en tal van andere commerciële bedrijven ondermeer in de houtwinning en de recreatieve sector. Wat de provinciale overheid dus doet, is zich voortdurend verschuilen achter een Europees project dat ze zelf mede voorgekookt heeft. Het Sallands Naturabeleid is een verkapte omvorming van natuurgebied met een hoge biodiversiteit naar een calorisch laagwaardig recreatie- en landbouwgebied ten behoeve van toerisme en de schapenteelt. Deze heidegronden hebben geen bestaansrecht meer in Nederland vanwege de hoge stikstofconcentraties. Het herstel van historisch landschap is dan ook een farce: de regio waar we het over hebben is niet als in de negentiende eeuw geschikt voor heidebeplanting. Een sterk toegenomen bevolkingsdichtheid brengt Industrialisatie met zich mee, intensieve landbouw, verdichting van de woonkernen. Dit heeft geleid tot een stikstofgehalte in onze atmosfeer dat nooit voldoende terug te dringen is om de heideplant te laten gedijen. Vergrassing en verstruiking kan alleen bestreden worden door drukbegrazing. Inmiddels meer dan 2000 schapen bevolken de heide op de heuvelrug waar eerst de bossen stonden. Daarmee verandert dit gebied dat co2 en stikstofgehalte helpt verminderen geleidelijk in een plaats waar juist een toename waar te nemen is. Dat is het gevolg van begrazing, uitwerpselen en urine en het verdwijnen van inmiddels 4000 hectare bos. De ironie wil dat de landelijke stikstofproblematiek voor een groot deel is terug te voeren op
De gestage uitbreiding en bescherming van deze heide en zandgronden, die het meest stikstofgevoelig zijn en er op de koop toe zelf flink aan bijdragen.
Daarbij kan worden aangetekend dat de meeste bossen het stikstof juist prima kunnen verwerken. En koolstof. Per levenscyclus neemt Een hectare bos minstens 300 ton co-2 op. Het duurt minstens twintig tot vijftig jaar voor die koolstofderving door nieuwe aanplant ongedaan kan worden gemaakt. als dit gebeurt. tot nog toe wordt slechts minder dan een derde van het verdwenen bos opnieuw aangeplant.
Het meeste hout wordt voor de productie van pellets gebruikt, zodat de in het hout opgeslagen co-2 de atmosfeer wordt ingeblazen. Ik vraag me sterk af of deze cijfers in de klimaatberekeningen worden meegenomen.
Het eeuwige argument dat de omvorming van bos naar heide de biodiversiteit zou doen toenemen is snel te ontkrachten. De mate van biodiversiteit hangt voor een belangrijk deel af van voeding. Daar heidegrond een lage caloriewaarde heeft, kan zich nooit een volwaardig ecosysteem ontwikkelen. Heide is in principe prenatuur: het is de fase die aan de uiteindelijke natuur, bos, voorafgaat. De rijke humuslaag vormt er het voedsel voor de insecten die de basis vormen voor een gezonde voedselketen. De biodiversiteit is er dan ook vele malen groter dan op heide- en zandgronden. De dramatische teruggang van de verscheidenheid aan plant- en diersoorten in ons land heeft voor een niet gering deel te maken met die landschapshervorming van bos naar grijze duin, heide, en zandgronden.
Hier schuilt ook de voornaamste reden dat korhoenders geen levensvatbare habitat hebben op de Sallandse heuvelrug. Hun oorspronkelijk leefgebied is onherstelbaar veranderd. Herplaatsing is zinloos. De geschiedenis leert ons dat translocatie in dit soort gevallen vruchteloos blijkt: naast het voedselgebrek zijn de dieren schuw en zeer stressgevoelig, vooral in de buurt van mensen. Men kan zich in Salland niet blijven beroepen op een beperkt succesvol korhoenderproject ergens in Duitsland, waar al die vele andere bijplaatsingen door de eeuwen steeds gefaald hebben (Rob Bijlsma, Kerken van goud, hst 6, p 120 ev)
Daarbij komt tot slot, dat uitgestrekte, aaneengesloten zandgronden de oorzaak zijn van verwoestijning. Waar zomerse hitte door de bossen worden getemperd, zien we het tegenovergestelde op de open zandvlakte: de kolkende hitte van de zandplaten wordt afgevoerd naar omliggende woonkernen, waar de droogte wordt geïntensiveerd. Het effect wordt versterkt doordat het hemelwater niet langer wordt opgenomen door de bomen, die het vocht op een later tijdstip afgeven. Met subtropische zomers op komst droge heidevlaktes aanleggen, de grootste van Europa, is volslagen waanzin. De heuvelrug is nu al een van de droogste gebieden van Nederland met in de voorbije hete zomers grote drinkwatertekorten.
Redenen te over om het korhoenderproject stop te zetten. De ontbossing waarmee dit onlosmakelijk verbonden is, blijkt schadelijk voor de leefomgeving en het klimaat. De subsidies werken verslavend. Ze vormen een perverse prikkel voor de natuurbeheerders en de commerciële klimaatonvriendelijk wijze van houtwinning die niet natuur- maar winstgericht is: een verdienmodel waarvoor de korhoender als de vlag moet dienen die deze hoogst bedenkelijke lading dekt.
Lees ook:
Red Salland (op deze site)
Aanbevolen:
Rob Bijlsma,
Kerken van goud, dominees van hout, 2021, Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam Antwerpen
Over de verwording van de Nederlandse natuurbescherming
‘De natuur in Nederland heeft zich op achterbakse wijze ontwikkeld tot verkeerde natuur. Dat is ten strengste verboden. Vandaar dat natuurbeschermers krachtdadig ingrijpen, natuur is geen natuur zonder graafmachines, omgezaagde bossen en massarecreatie. Natuurbescherming moet een verdienmodel zijn, een tak van industrie waar duizenden mensen een baantje vinden. Deze goegemeente heeft bedisseld dat de levende natuur geen millimeter mag afwijken van het gewenste ‘profiel’. Vogelonderzoeker Rob BijIsma zag het een halve eeuw aan. Op basis van wetenschap en hardcore veldwerk stelt Rob Bijlsma de onzin van het groene circus op overtuigende wijze aan de kaak. Er is maar één conclusie mogelijk: de bezem door die augiasstal van geldverslaafde natuurvernielers en -uitbaters.’