Nou was het in mijn jeugd gebruikelijk dat je niet zomaar een gat in de weg mocht maken. Zo zonder een hek eromheen. Dat vond men gevaarlijk. Daar zou je zomaar in kunnen stuiteren, niet. Dus daar kwam een rooster overheen of een putdeksel.
Ergens, onderweg naar het heden, zijn we dat zicht op de werkelijkheid verloren. Die veilige omgeving is van ondergeschikt belang geworden. Zeker als het om gewichtiger zaken gaat zoals, ik noem maar wat, het klimaat. Het klimaat dicteert. En onze door klimaatneurose zwaar getormenteerde landsbestuurders zijn gegrepen door alweer een nieuwe obsessie: afwatering. Na de zon- en windhandel hebben deze volledig op drift geraakte beeldvervuilers zich volledig gestort op het graven van putten, te kust en te keur, her in der in het landschap, om het overtollige regenwater in op te vangen. En als ik overal zeg, bedoel ik overal: Pal naast een voetpad, de rijbaan of midden op een speelplein. Gewoon een stenen afvoerput van pak hem beet 2 bij drie in het wegdek, een betonnen rand van een decimeter hoog eromheen, drie steile wanden en een schuin aflopende helling naar een diepte van anderhalf, twee meter. Misschien wel iets voor u, naast het tuinpad, op het terras, daar bij dat lievelingsplekje waar uw zwaar dementerende grootmoeder altijd rondscharrelt, die u al jaren lelijk op uw zenuwen werkt. En mocht het onvermijdelijke gebeuren, vergeet dan niet te benadrukken bij de rechter-commissaris dat het hier niet gaat op een niet afgedekte regenput. Nee, het handelt hier om een ‘wadi’. Dat is de officiële naam voor deze moordkuil. Die krengen zijn goedkoop in onderhoud, dus sneller aan te leggen dan een echte regenput die aan alle veiligheidseisen moet voeldoen. En daar schuilt het geheim. Je noemt het gewoon anders. Het zit hem in de naam. Een doodssmak is weliswaar een doodssmak, maar of u in een hardstenen put klettert, of een wadi, dat maakt nogal een verschil. Althans voor de wet. Het eigenaardige van de Nederlandse wetgeving is dat een gat geen gat meer is, mits je het een wadi noemt. De vorm, het materiaal, de locatie blijft eender. Het enige verschil: het heeft alleen een andere naam gekregen. Een wadi. Dat betekent zoveel als een droge rivierbedding in een woestijn. Kijk, dat is toch volkomen ongevaarlijk. In theorie. In de praktijk loop je natuurlijk nog steeds de kans op een dubbele nekbreuk of erger. En gat is een gat, tenslotte. In de wet geldt dat niet. Die gaat immers louter uit van het feit dat het een wadi is en dus in dat geval een rivierbedding. Je kunt in de regelgeving nu eenmaal geen rekening gaan houden met allerhande futiele details als werkelijkheid, oorzaak en gevolg enzomeer. Dan raakt het einde zoek, nietwaar?
Nu stel ik voor om in diezelfde wet de ‘soejang’ in te voeren. Voor wie niet weet wat een soejang is: dat is een dreun voor je hersens. Nu mag je zomaar geen dreunen voor hersens toedienen. De ontvanger kan daar een lelijke hersenschudding van oplopen. En de producent komt dat in de regel te staan op een niet misselijke taakstraf. Daarom dan ook dat voorstel die dreun een soejang te noemen. In theorie hou je aan een soejan geen hersenschudding over. In de praktijk natuurlijk wel, mits goed uitgedeeld, maar zoals we zojuist gezien hebben geldt dit soort praktische bezwaren voor de wet niet. Die gaat alleen uit van de theorie. Dus zou in de wet het uitdelen van een soejang moeten kunnen worden ingevoerd. En wel terstond aan bestuurders en ambtenaren die vinden dat er op de meest onverantwoorde plekken zo’n wadi moet komen.
© 2022